Wie het nieuwe onderzoeksrapport over de Zambiaanse mijnindustrie leest, slaat de schrik om het lijf. De privatisering van de staatskopermijnen heeft in de provincie Copperbelt een humanitaire crisis ontketend. Mijnwerkers verloren hun baan, scholen en gezondheidscentra werden afgestoten. Verwaarlozing van veiligheidsvoorzieningen leidde tot dodelijke ongelukken, de Kafue-rivier is verzilt. Families vallen uiteen, kinderen slapen op straat en jonge meisjes verkopen hun lichaam. Tegelijk maken de nieuwe mijneigenaren enorme winsten, zo meldt het rapport.
In 2004 was ruim de helft van de werknemers die de kopermijnen in 1991 nog telden, ontslagen. Er bleven er bijna 30.000 over, van wie ruim 11.000 op contractbasis. Emmanuel Mali, werkzaam bij
Katholieke Centrum voor Rechtvaardigheid, Ontwikkeling en Vrede (CCJDP) in Lusaka, een van de opdrachtgevers voor het onderzoek, vertelt dat de ontslagen mijnwerkers in grote problemen kwamen.
“Ze kregen hun ontslagpremies in stukjes en beetjes; sommigen vechten er nu nog voor. Zij probeerden te overleven door stukjes land te bewerken, maar hadden geen mest of hulpmiddelen. Ze zochten
vergeefs werk elders, of schraapten de eindjes bij elkaar door kleine waren te verkopen.”
Eind jaren negentig werd het noodlijdende staatsmijnbedrijf ZCCM in stukjes opgedeeld en verkocht aan diverse buitenlandse bedrijven, op voorwaarde dat zij er flink in zouden investeren. “Hoewel de
financiële overeenkomsten bekend zijn”, legt Mali uit, “hebben we tot op heden geen inzicht kunnen krijgen in de ontwikkelingsovereenkomsten waarin de maatschappelijke belangen zijn vastgelegd.”
De bedrijven weigeren inzage in de relevante stukken. “Het probleem is”, weet Mali, “dat er bij de verkoop een hoop vergissingen gemaakt zijn. Zo ging men ervan uit dat de bedrijven aanvankelijk weinig winst
zouden maken, terwijl ze juist magnifieke winsten maken. Op basis van die prognoses gaf de regering ze destijds voordelige belastingtarieven, hoeven ze geen importheffingen te betalen en kregen ze zes jaar de tijd om sociale voorzieningen te treffen.”
De auteurs van het rapport vinden het een schande dat de bedrijven een deel van ZCCM’s uitgebreide stelsel van ziekenhuizen, scholen, klinieken en recreatievoorzieningen afstootten. “Terwijl ZCCM voorzag
in zorg van de kribbe tot het graf (…), zijn de nieuwe geprivatiseerde mijnen meer geïnteresseerd in winst dan in het welzijn van hun werknemers, hun families en de gemeenschap in het geheel”, concluderen zij. Ook veel voormalig ZCCM-medewerkers zijn verontwaardigd.
Het rapport meldt hoe een groep bewoners huizen van het mijnbouwbedrijf kocht, en vervolgens rellen schopte toen zij voor water en elektriciteit moesten betalen. Als voormalige medewerkers waren
zij gewend dat hiervoor slechts een symbolisch bedrag van hun loon werd ingehouden.
Het onderzoeksrapport Corporate social responsibilities in the extractive industry in Zambia door J. Lungu en C. Mulenga (mei 2005) is te downloaden op www.niza.nl
Dit artikel verscheen eerder in Zuidelijk Afrika Magazine, najaar 2005