Terwijl Nederlandse markt zit te springen om duurzaam hout en biomasssa, blijken de CO2-claims van de bosindustrie niet te kloppen. Veldmetingen tonen aan dat percelen met jonge aanplant de eerste jaren na de kaalkap veel meer CO2 loslaten dan ze opnemen. Bovendien worden zaken als biodiversiteit, inheemse rechten en de inkomsten voor kleinere bosgebruikers genegeerd. Bezorgde wetenschappers hopen op druk vanuit de EU én vanuit de klant. 

Door Klaartje Jaspers in Den Haag, Perstorp & Umeå

“Ik had niet verwacht dat er zoveel weerstand zou zijn, we hadden duidelijke argumenten”, vertelde professor Christina Moberg in een telefonisch interview eind 2021. Het dove oor van de politici onthutste haar. Moberg is zelf Zweeds, en was destijds voorzitter van EASAC, de raad die Europese beleidsmakers adviseert over actuele wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen. In 2017 schreef het een rapport waarin het kritiek leverde op EU-beleid op het gebruik van bosbiomassa voor energie, en haar herinnerde aan de VN klimaat- en biodiversiteitsconventies die het na zou moeten streven. 

Terwijl de biomassa-industrie bleef beweren dat jonge bomen sneller CO2 opnemen dan oude bomen, demonstreerden de wetenschappers dat beschermde oerbossen en oudere bossen de hoogste koolstofvoorraden tonen. Bomen slaan koolstof immers niet alleen op in hun stam, maar ook in de bodem en de organismes eromheen. Desondanks worden de oude bossen en natuurgebieden ook in Zweden nog steeds gekapt. 

Payback time

Om negatieve klimaatgevolgen van de kap te beperken, suggereert EASAC, zou de Europese Commissie moeten overwegen een maximale “payback time” voor CO2 in te voeren. Biomassa is zowel een bron als een opslagmethode voor CO2. Zolang het leeft legt het vooral CO2 vast, maar als het verbrand of composteert laat het een groot deel daarvan weer los. Pas als een compenserende plant weer tot hetzelfde niveau is opgegroeid, is die cyclus ‘klimaatneutraal’. Gras heeft een cyclus van een jaar, een naaldboom van grofweg een eeuw, steenkool van miljoenen jaren. 

Wil je je uitstoot voor 2030 compenseren, dan zou je biomassaverbruik dus moeten beperken tot vormen die voor die tijd weer aangegroeid zijn. Denk aan gras, erwten of algen. Zweedse bomen zijn daarvoor niet geschikt; in het zuiden kost het ongeveer 65 jaar voor ze oogstrijp zijn, in het koude noorden al snel het dubbele. 

Irreële berekeningen

Door die ‘payback time’ te negeren, kon een staatsbedrijf als Svaeskog beredeneren dat een product als biobrandstof op basis van houtresten “geen netto toevoer aan koolstofdioxide” veroorzaakt. In haar jaarverslag beraamde het haar eigen aandeel op 11 miljoen ton aan CO2-opname per jaar. Pulpproducent SCA stelde dat haar bomen in 2020 9.6 miljoen ton CO2 vastlegden. Daadwerkelijke veldmetingen tonen echter dat percelen met jonge aanplant de eerste jaren na de kaalkap veel meer CO2 loslaten dan ze opnemen. Die CO2 werd in de berekeningen van de machtige houtindustrie niet meegerekend. 

ICOS measuring tower at the Hyltemossa-station near Perstop, Sweden. Photo: Klaartje Jaspers, 2021

ICOS

In de bossen rond het zuid-Zweedse dorpje Perstorp staat het Hyltemossa-station, een van de meettorens van het Europese koolstofobservatiesysteem ICOS. Tussen de toppen van de naaldbomen rijst een hoge toren vol sensoren. Ze meten onder andere de CO2 bovenin het bos, en een stuk daarboven. Aan die nauwkeurige concentratiemetingen kan je zien hoeveel CO2 uitgewisseld wordt tussen een landschap en de atmosfeer erboven, vertelde Anders Lindroth, emeritus professor fysieke geographie aan de universiteit van Lund.

Desinteresse

“Ik vind het jammer dat we geen gebruik maken van de Europese ICOS-infrastructuur om regelmatig te controleren of onze CO2-mitigatie werkzaamheden vorderen, of niet”, schreef prof. Lindroth voorafgaand aan mijn bezoek aan het CO2-meetstation, ”Ik denk dat dit van belang zou moeten zijn voor de beleidsmakers, maar dat lijkt niet het geval te zijn.”

Door de data van 513 bossen te vergelijken, weten de ICOS-onderzoekers dat de meeste volwassen bossen inderdaad meer CO2 vastleggen dan ze uitstoten. De totale CO2-opname hangt echter sterk af van factoren als vocht en temperatuur dat jaar, tonen de blokjes hout in de kantine van het meetstation: in droge jaren nam het bos nauwelijks CO2 op – in natte, warme zomers brak het records. 

De totale CO2-uitstoot of opname van een stuk bos wordt echter niet alleen bepaald door de fotosynthese overdag, tonen Lindroth’s gegevens, maar ook door de hoeveelheid CO2 die het ecosysteem ‘s nachts weer uitstoot. Als je het bovengrondse deel van de bomen kapt, valt de fotosynthese grotendeels weg, maar gaat een groot deel van de uitstoot gewoon door. Het duurt vele jaren voordat het systeem weer zodanig herstelt is dat het weer kan dienen als koolstofopslag – veel meer dan de paar jaar die we nog hebben tot 2030.   

Valse claims

Wie gelooft in de duurzaamheid van de Zweedse biomassa-industrie, gelooft in een sprookje, concludeert professor Ecologie Stig-Olof Holm. “Het is een valse claim, het is niet duurzaam – noch ecologisch, noch sociaal, noch financieel.”

Een groot deel van het probleem zit ‘m in de papierindustrie, denkt Holm. Ongeveer de helft van alle kubieke meters die uit het Zweedse bos worden geoogst, staat te boek als pulphout. Het zijn de jonge bomen die circa 30€ per kub opleveren, terwijl het oude zaaghout ongeveer 48€ waard is. Ze worden vermalen tot cellulose en lignine voor de productie van papierpulp en ‘black liquor’, een vorm van biobrandstof. 

Gelukkig zijn er alternatieven voor papierproductie – het woord ‘papier’ komt immers van ‘papyrus’: een grassoort. Veel landen maken hun papier tegenwoordig uit landbouwresten, weet Holm. Hij heeft zijn hoop gericht op de klanten, die al bewezen hebben de nodige druk uit te kunnen oefenen. 

Nadat hygiëneproducten-fabrikant Essity publiekelijk bekritiseerd werd omdat het oerbossen zou vermalen tot wegwerpproducten als maandverband en tissue, scheidde het zich af haar moederbedrijf SCA – leverancier van de benodigde pulp. Inmiddels verwacht het met een nieuwe installatie in het Duitse Mannheim jaarlijks 35.000 ton pulp uit tarwestro te kunnen halen. Op de 3.2 miljoen ton pulp die het in 2020 verbruikte, lijkt het nauwelijks de moeite, maar met de juiste landbouwmethoden zou het een stap kunnen zijn voor een duurzaam productieproces dat de koolstofopslag in de bodem juist versterkt. 

Impopulaire conclusies

“Het kappen van oude boreale bossen zou, vanwege de factor klimaattijd, niet als duurzaam moeten worden geclassificeerd in de EU-taxonomie van duurzame activiteiten”, benadrukte Holm in een brief aan het team van Timmermans. Wil je CO2-uitstoot op tijd beperken, beargumenteert hij, dan je moet per direct stoppen met kappen en inzetten minder consumeren – een impopulaire boodschap. Team Timmermans heeft nog niet gereageerd. 

Dit artikel is een bewerking van ‘Duurzaamheid Zweedse biomassa is een sprookje‘ dat eerder in Nieuwsblad Transport verscheen. Het werd mede mogelijk gemaakt door het matchingfonds van De Coöperatie – De Coöperatie (decooperatie.org), het Tripfonds van de Vereniging van Wetenschapsjournalisten (VWN) en de Climate Grant van European Federation for Science Journalism (EFSJ)/BNP Paribas Foundation. en is het afsluitende deel van een vierdelige serie over de Zweedse bosindustrie, gebaseerd op een reportagereis in 2021.